Een wolf heeft 3 tot 4 kilogram vlees, merg en ingewanden per dag nodig, maar hij kan ook 10 kilogram voedsel in één keer eten en daar dagenlang op teren. Zeker zwervende wolven kunnen gerust een paar dagen zonder voedsel. Een ree per drie, vier dagen is dan ruim voldoende om de motor niet te doen sputteren. In extreme omstandigheden kan een wolf zelfs twee weken doorkomen zonder voedsel.

Een wolf jaagt op allerlei prooidieren: van grote prooien als wisenten, elanden, edelherten, damherten, reeën en wilde zwijnen over bevers, haasachtigen en vogels tot kleine knaagdieren als ratten en muizen.
Een roedel wolven gaat in zijn leefgebied altijd voor een maximale buit tegenover een minimaal risico en een minimale inspanning. Oude, zieke en zwakke dieren vallen daarom eerder ten prooi aan wolven dan gezonde, topfitte dieren. Daarnaast eten wolven veel jonge, onervaren dieren, waarmee ze een rem zetten op de populatiegroei van hun prooidieren.

In roedelverband wordt bij voorkeur gejaagd op grote hoefdieren. In onze contreien jagen wolven vaak alleen. Ze eten dan vooral reeën en in mindere mate damherten, jonge edelherten en jonge zwijnen. In Vlaanderen, waar nauwelijks dam- of edelherten voorkomen, zijn de wolven helemaal aangewezen op reeën, wilde zwijnen, hazen en konijnen.
Vaak laten de resultaten van voedingsanalyses uit drollen opvallende gelijkenissen zien, over landen en regio’s heen. Nogal wat roedels komen uit op ongeveer 75% reeën en/of herten, goed 20% wilde zwijnen en enkele percenten haasachtigen (haas en konijn) en kleine knaagdieren (ratten en muizen). De ontbrekende percenten zijn uitschuivers als schapen, geiten, alpaca’s en ander huisvee dat in wolvengebied werd gehouden maar niet afdoende beschermd was.
Er zijn echter ook wolvenroedels die zich specialiseren in wilde zwijnen en zelfs voor 80% van die prooi leven. In bergachtige streken worden de reeën dan weer vervangen door andere hoefdieren, zoals gemzen.

Wolven in Oost-Polen jagen hoofdzakelijk in kleine groepjes op edelherten. In Scandinavië bestaat de prooi in de winter voornamelijk uit reeën en in de zomer uit jonge elanden.


Wild geniet zijn voorkeur
Waar natuurlijke prooien erg schaars zijn, zoals in sommige delen van Zuid- en Oost-Europa, hebben wolven geleerd om te overleven op aas, afval en vee. Hoewel wolven de voorkeur geven aan natuurlijke prooien, pakken ze daar dus ook gemakkelijk bereikbare schapen en geiten. Uit onderzoek blijkt evenwel dat in Zuid-Europa de vele verwilderde honden, meer nog dan de wolf, verantwoordelijk zijn voor gedode schapen en geiten. Zoals overal ter wereld is het doorgaans wel de wolf die de schuld krijgt.

Overal waar wolven lang zijn weggeweest en opnieuw hun intrede doen, vallen weleens schapen of geiten ten prooi aan wolven. Na generaties zonder die grote predatoren zijn wij het immers afgeleerd om ons vee afdoende te beschermen. We vinden het maar normaal dat de wolf hier niet voorkomt en dat we geen voorzorgen hoeven te nemen. Maar zoals we inmiddels opnieuw hebben geleerd dat je kippen ’s nachts moet ophokken als je ze niet kwijt wilt aan een vos of een steenmarter, zo zullen we ook moeten leren dat schapen en geiten pas veilig zijn voor de wolf als ze achter schrikdraad worden gehouden of ’s nachts worden opgehokt.
In bepaalde gevallen kunnen ook kuddebewakingshonden een deel van de oplossing zijn. Die zijn een eeuwenoude methode om verlies van vee binnen de perken te houden.

De kracht van de kudde
In de afgelegen Bulgaarse Rhodopen bejagen wolven ook kalveren van rundvee. Na de introductie van sociale kuddes wildlevende runderen met meerdere stieren is de predatie aanzienlijk verminderd. Als er in de Lage Landen al een risico bestaat dat wolven kalveren zouden aanvallen, dan is dat risico pas heel reëel waar kalveren worden afgezonderd van de koe en de kudde en waar veulens worden gescheiden van de merrie. Helaas is het in de intensieve veehouderij een standaardpraktijk om kalveren al heel vroeg weg te halen bij hun moeder. Een wolf zal wel twee keer nadenken voor hij een kudde met volwassen koeien en stieren aanvalt, want die beschermen hun kalveren, maar een solitair kalf aanvallen is wel een te overwegen risico.
Een gezond volwassen rund of paard heeft relatief weinig te vrezen. Wolven weten dat één trap van zo’n dier dodelijk kan zijn of kwetsuren kan veroorzaken die leiden tot een gegarandeerde (honger)dood.

Nogmaals: na zeven generaties zonder wolven zullen wij opnieuw moeten leren om in onze nabije omgeving rekening te houden met de aanwezigheid van een toppredator. Als ons vee daarvoor opnieuw wat meer in natuurlijk kuddeverband moet worden gehouden, is dat een mooie win-win.
Wat aanvallen op vee – en in het bijzonder schapen – betreft, zorgen vooral zwervende jonge wolven voor veel schade. Een zwervende wolf weet immers nooit wat voor hem ligt, waar hij gaat terechtkomen en wanneer hij de volgende keer zal eten. Hij weet ook niet waar het wild zich ophoudt in een nieuw, vreemd gebied. Hoe dan ook heeft hij minder jachtervaring dan een volwassen, gevestigde wolf.

Aangezien een jonge wolf vaak door gebieden trekt waar weinig of geen wild aanwezig is, maar des te meer onbeschermd kleinvee, ligt het voor de hand dat de zwerver kiest voor een snelle, gemakkelijke hap. Een schaap-zonder-schrikdraad is dikwijls de meest voor de hand liggende prooi. Terwijl wilde dieren wegstuiven of zich verbergen wanneer een wolf nadert, blijft het schaap vaak gewoon wachten tot het gepakt wordt: het is er immers op gekweekt om niet weg te lopen van een ‘hond’.
De rubriek Wolven en vee is gewijd aan het conflictarm samenleven met de veehouderij.