Wolven komen voor in heel uiteenlopende leefomgevingen: van woeste toendra’s, steppen en prairies tot dichte bossen, van laagland tot ruige gebergtes. Overal past de wolf zich aan. Ook in door mensen ingerichte en gedomineerde landschappen blijkt de soort goed in staat te overleven. Dergelijke cultuurlandschappen bieden nogal wat variatie, vaak met bosranden die dekking bieden en een overdaad aan reeën. Zo leven er tussen de productiebossen, bruinkoolmijnen en maïsakkers van de Duitse regio Lausitz verschillende roedels wolven. Dat gebied is zelfs de bakermat van de Duitse wolvenpopulatie.

Wolven hebben geen homogeen aaneengesloten natuurgebieden nodig om te overleven. Het volstaat dat ze in hun territorium kunnen beschikken over in totaal 100 vierkante kilometer kernnatuur. Die kan dan bijvoorbeeld worden aangevuld met nog eens 100 vierkante kilometer cultuurlandschap. Het is vooral in dat cultuurlandschap, vaak flink verweven met de versnipperde natuurgebieden, dat de conflicten tussen wolven en vee te verwachten zijn.
Ook in Roemenië, het land met de grootste wolvendichtheid in Europa, stellen wildbiologen vast hoe goed wolven zich kunnen aanpassen. Een roedel zwerft er ’s nachts regelmatig door de voorsteden van Brasov, een stad met 350.000 inwoners. De dieren snuffelen in vuilcontainers en jagen in de plantsoenen op konijnen. ’s Ochtends lopen de wolven er nog altijd door de straten: ze verlaten de stad pas wanneer het spitsverkeer op gang komt. En nauwelijks iemand merkt daar dat de boze wolf er loopt. Doordat de wolf voor veel waarnemers sterk lijkt op een herdershond, kan hij zich vrij onopvallend over straat bewegen.