De wolf is een grote hondachtige waarvan, verspreid over het noordelijk halfrond, verschillende soorten en ondersoorten voorkomen.

Voor onze contreien is echter maar één soort van belang: de Europese of Euraziatische wolf. Die komt voor in heel Europa, in het Europees deel van Rusland en in grote delen van Azië.
Alleen op het Iberisch Schiereiland – Spanje en Portugal dus – leeft een wolf die sommige wetenschappers beschouwen als een aparte ondersoort. De Iberische wolf is een stukje kleiner en minder zwaar dan de gemiddelde Europese wolf. Hij heeft een ander vachtpatroon, komt niet voorbij de Pyreneeën en lijkt niet de zwerf- en expansiedrang te kennen die de andere Europese wolven kenmerkt.
In de rest van Europa en Europees Rusland verschillen wolven wel in grootte en uiterlijk, maar niet in die mate dat we kunnen spreken van aparte ondersoorten. Er zijn wel genetische verschillen tussen de populaties.
Uiterlijk
De Europese wolf heeft een grijze vacht met rossig bruine tinten op de rug, flanken, kop, oren en staart. De meeste dieren hebben een donker zadelvormig patroon op de rug, net achter de schouders.

Wolven waren de coronacrisis ver vooruit, want ze dragen al eeuwenlang een wit mondmasker – zo noemen we de witte plek rondom de mond en neus. Wolven hebben lichte wangvlekken, lichte vlekken aan beide zijden van de hals en witte randen in het binnenoor. Zeker in noordelijke streken is er een aanzienlijk verschil tussen de dikke wintervacht en de veel dunnere zomervacht.

De kop-romplengte van een wolf bedraagt 80 tot 160 centimeter. Daarbij komt ook nog een bossige, afhangende staart van 30 tot 50 centimeter. Doorgaans eindigt die in een donkere punt. In verhouding tot het lichaam is de staart relatief kort.
De schouder- of schofthoogte bedraagt 65 tot 80 centimeter. Vrouwtjes zijn zo’n 10% kleiner dan mannetjes. De ruglijn is opvallend recht, dus niet aflopend zoals bij een herdershond.
Mannetjes wegen 20 tot 80 kilogram, vrouwtjes worden 18 tot 50 kilogram zwaar. Over het algemeen geldt: hoe noordelijker, hoe zwaarder. Zo wegen mannelijke Zweedse wolven dikwijls 70 kilogram, terwijl de gemiddelde Iberische reu maar 35 kilogram haalt.
Een wolf heeft een krachtige hals, een sterke borstkas en een slanke buik. Hij staat opvallend hoog op zijn krachtige poten, die onder meer erg geschikt zijn om over sneeuw te rennen, jagend op grote hoefdieren.

De kop van de wolf is opvallend breed, waardoor zijn beide oren ver uit elkaar staan. De oren zijn driehoekig en afgerond, minder puntig dan die van herdershonden.
Doe de keukentafeltest
Waarnemers hebben het vaak moeilijk om hoogtes in te schatten, zeker van op enige afstand, en daarom gebruikt Welkom Wolf de keukentafeltest.
Die is heel eenvoudig. Kun jij je voorstellen dat het dier dat je waarneemt met zijn rug tot aan het blad van je keukentafel of bureau komt? Dat is standaard 70 à 72 centimeter hoog en komt dus enigszins overeen met de schofthoogte van een wolf – de kop zou dan boven het tafelblad uitkomen.
Uiteraard is niet elk dier dat slaagt voor de keukentafeltest zomaar een wolf, een grote hond is ook nog altijd een mogelijkheid. Maar denk je dat het waargenomen dier zonder te bukken vlot onder de keukentafel zou kunnen lopen? Dan heb je zeker niet met een wolf te doen.
Zintuigen
Het gehoor, de reukzin en het gezichtsvermogen van de wolf zijn goed ontwikkeld. Een wolf kan tegen de wind in andere dieren ontdekken die zich op een afstand van 300 meter bevinden. Er zijn tal van indicaties dat het reukvermogen van wolven nog zwaar wordt onderschat – mogelijk moet de wetenschap op dat vlak nog flink worden bijgesteld.

De wolf kan minder kleuren onderscheiden dan de mens – hij ziet eerder grijstinten. Met zijn gele ogen kan hij wel uitstekend zien in het donker. Van nature zijn wolven dag- en schemerdieren, hoewel ze er in veel gebieden door felle bejaging een nachtelijke levenswijze op zijn gaan nahouden.
Een wolf let vooral op beweging, maar ook wit kan hij goed waarnemen. Niet voor niets zijn belangrijke onderdelen van het wolvenlichaam wit: de binnenkant van het oor, de mondhoeken en de blinkende tanden bijvoorbeeld. Dat stelt hem in staat om expressies van soortgenoten feilloos te lezen en te interpreteren. Bovendien is de wolf naast de mens ook een van de weinige diersoorten die oogwit heeft; hierdoor kan de ene wolf haarscherp zien waar de andere naar kijkt.
De wolf heeft een gezichtshoek van 250 graden. Ter vergelijking: de mens moet het met 180 graden stellen. De oren van een wolf kunnen tonen horen tot 40 kilohertz, te hoog voor mensenoren
De tanden van een carnivoor

De wolf is een echte carnivoor. Het gebit van een wolf bestaat uit een totaal van 42 tanden, waarvan 12 snijtanden, 4 hoektanden, 16 voorkiezen, en 10 scheurkiezen en gewone kiezen.
De hoektanden zijn 2,5 centimeter lang. Ze zijn sterk, scherp en lichtjes gekromd. Met die hoektanden kan de wolf zijn prooi grijpen, vasthouden en wurgen.
De druk die een wolf tijdens het bijten kan uitoefenen, bedraagt 15 megapascal. Dat is genoeg om desnoods het been van een eland door te bijten.
Een wolf kauwt niet op zijn eten, maar scheurt het vlees in stukken en slikt het door. Het scheuren van het vlees doet hij met zijn kleine snijtanden. In korte tijd schrokt hij zo veel mogelijk vlees naar binnen. Hij weet immers nooit hoelang hij van een prooi kan eten voor hij moet wijken voor een dominanter roedellid of moet vluchten voor een beer of een mens.

Olympische prestaties
Wolven zijn topatleten: er zit geen greintje vet aan. De wolf is een goede loper en zwemt moeiteloos de grootste rivieren over.
De wolf kent drie basisgangen: stap, draf en galop. Draf is zijn favoriete gang; die kan hij urenlang volhouden, zichtbaar relaxed en haast onvermoeibaar. In draf loopt een wolf uiterst soepel, zelfs sierlijk, en haalt hij ongeveer tien kilometer per uur. Zo komt hij met gemak aan een verplaatsing van 70 tot 80 kilometer in één nacht. Dat verklaart waarom zwervende wolven in korte tijd heel grote afstanden weten te overbruggen.
In snelle galop – als hij moet vluchten of wanneer hij een prooi achternazit – bereikt de wolf een topsnelheid tot 60 kilometer per uur. Uiteraard houdt hij die inspanning niet heel lang vol.

Levensverwachting
In de wilde natuur kan een wolf tot 13 jaar oud worden, hoewel lang niet alle wolven die leeftijd halen door de vele gevaren waaraan ze zijn blootgesteld.
Bij welpen ligt de gemiddelde sterfte op 50% in het eerste levensjaar. Mogelijke doodsoorzaken in die vroege levensfase zijn onderkoeling en predatie door een marter, vos of wild zwijn. Een oehoe kan een dartele welp zomaar opscheppen. Ook lynxen, bruine beren en andere grote predatoren durven komaf te maken met toekomstige concurrenten.
Daarna zijn de voornaamste doodsoorzaken het moordende verkeer en de illegale jacht. Ook territoriaal gedrag van andere wolven kan fatale gevolgen hebben, bijvoorbeeld wanneer een jonge zwerver het territorium van een gevestigde roedel doorkruist.
Er liggen eveneens ziektes op de loer. Hondsdolheid is inmiddels in grote delen van Europa uitgeroeid, maar wolven kunnen nog altijd besmet worden met de hondenziekte parvovirose, een virale aandoening die spijsverteringsstoornissen veroorzaakt. Door tekenbeten kunnen ze lymeborreliose oplopen. Schurft, overgebracht door de schurftmijt, komt eveneens voor bij wolven.
Tot slot is de corebusiness van de wolf niet zonder risico. Een ree of een jong wild zwijn pakken mag nog relatief ongevaarlijk zijn, aanvallen op grotere hoefdieren zijn dat niet. Volwassen everzwijnen, edelherten, muskusossen, elanden en wisenten zijn te duchten tegenstanders. Met een flinke trap of uithaal van een slagtand of hoorn kunnen ze een wolf levensgevaarlijk verwonden.

Een wolf die zich wil vergrijpen aan veulens of kalveren die worden begeleid door hun moeder of die in kuddeverband leven, moet er rekening mee houden dat een volwassen dier een dodelijke trap kan uitdelen. Ook ontmoetingen met beren zijn riskant. Wolven zijn wel sneller, maar als ze bijvoorbeeld vechten om een karkas, houdt dat altijd risico’s in.
In gevangenschap kan de leeftijd van een wolf oplopen tot 16 à 20 jaar. Op dat vlak verschilt de wolf niet van zijn gedomesticeerde evenknie, de huishond.