Wolven zijn sociale dieren die in roedels leven. De familiegroepen zijn strikt georganiseerd en worden geleid door een alfamannetje en -vrouwtje. Zij vormen een paar voor het leven en gewoonlijk hebben zij het alleenrecht op de voortplanting. De overige dieren in de roedel zijn doorgaans de welpen van dit jaar en de volgroeide jongen van het vorige jaar. Normaal blijven de nakomelingen van het alfapaar hooguit twee jaar in de roedel. Daarna gaan ze op zoek naar een eigen territorium en partner.
Een deel van de jongvolwassen wolven trekt al weg voor hun eerste verjaardag, ergens vanaf de tiende maand, uitzonderlijk zelfs nog vroeger. Snelle vertrekkers zijn eigenlijk amper volgroeide welpen. De jaarlingen die nog even in de roedel blijven, hebben een verzorgende rol voor de nieuwe welpen of helpen bij de jacht.
Een vrouwelijke wolf krijgt, afhankelijk van de voedselsituatie, twee tot negen welpen per jaar, maar niet alle jongen overleven. Gemiddeld sterft ongeveer de helft van de welpen in het eerste levensjaar. Bij een gemiddelde van vier overlevende jongen per jaar bestaat een roedel uit hoogstens tien dieren, als er al geen jaarlingen eerder wegtrekken.
Het aantal dieren in een roedel fluctueert voortdurend naarmate jongvolwassen dieren de groep verlaten en de wijde wereld intrekken op zoek naar een eigen leefgebied en een eigen partner. Gemiddeld telt een roedel Europese wolven slechts een zestal volgroeide dieren.

Ma en pa zijn de baas
Je kunt geen publicatie over wolven lezen of er komen termen als alfawolf, bètawolf en omegawolf in voor. Die suggereren dat er binnen een wolvenroedel een strikte maar complexe hiërarchie heerst, met een duidelijke pikorde. De meest dominante wolven zijn het alfamannetje en het alfavrouwtje, gevolgd door de bèta’s. Helemaal onderaan in de hiërarchie bengelt het kneusje van de bende: de omegawolf. Lager dan de omega kun je niet zakken, want daar eindigt het Griekse alfabet. Die ingewikkelde hiërarchie zou tot stand komen door gevechten en het voortdurend aftasten van elkaars sterktes en zwaktes.
De theorie is weliswaar gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, maar dan moet je wel weten dat de observaties plaatsvonden in dierentuinen. Als je wolven met een verschillende afkomst in gevangenschap bij elkaar steekt op een lapje grond dat nog geen tienduizendste is van het arsenaal dat ze van nature nodig hebben, dan dwing je de dieren om onder elkaar uit te maken wie de baas is en wie niet. Zo ontstaat een heel complexe hiërarchische structuur van dominantere en ronduit onderdanige wolven. Met dat model kun je in de vrije natuur helemaal niets aanvangen.
De sociale structuur van een Europees wolvenroedel in volle vrijheid is vele malen eenvoudiger: pa en ma zijn de alfa’s, de rest van de roedel bestaat uitsluitend uit hun kinderen en die moeten luisteren. Simpel. Als het ze niet zint, mogen ze vertrekken.
Welpen die in de volle natuur opgroeien, dollen hooguit wat met een broer of zus van hetzelfde jaar om hun plaats te kennen. De status van de oudere jaarlingen en van hun ouders stellen ze niet in vraag. Tegen dat de jaarlingen opstandige pubers worden, zijn ze geslachtsrijp en trekken ze de wijde wereld in. Veel ruimte voor machtsspelletjes is er dus niet.
Territorium
In de cultuurlandschappen van het West-Europese laagland omvat het leefgebied van een roedel wolven ruwweg 150 tot 450 km vierkante kilometer. De exacte omvang van het territorium hangt onder meer af van het voedselaanbod. Bij een groot aanbod van prooidieren kan het nog kleiner zijn, maar 100 vierkante kilometer is wel de ondergrens. In de poolgebieden, waar de voedseldichtheid veel kleiner is, kan de territoriumgrootte oplopen tot 2.000 vierkante kilometer. In de zomer zijn de territoria vaak tijdelijk wat kleiner. Dan omvatten ze soms slechts enkele tientallen vierkante kilometer.
De grootte van een territorium hangt niet alleen af van het voedselaanbod, maar ook van de eventuele concurrentie van andere roedels.
Een roedel verdedigt zijn territorium vurig tegen andere wolven. De exacte begrenzing van een wolventerritorium ligt niet vast, maar verschuift onder invloed van de dominantie van de roedel ten opzichte van andere roedels, de vestiging van nieuwe roedels of het verdwijnen van oude.

Het wolvennest
Het nest van een roedel wolven bevindt zich in een grot of een gegraven hol, maar een wolvennest kan zich ook bevinden onder omgevallen bomen, in dichte begroeiing of tussen rotsen. Het is de leidende wolvin – de moeder van alle jaarlingen – die de locatie van het nesthol kiest. Vaak graaft zij haar eigen hol, maar soms vergroten wolven een bestaand vossenhol of verbouwen ze een deel van een dassenburcht.
Tussen half april en half mei worden de welpen geboren. Beide ouders zorgen voor de jongen en krijgen daarbij hulp van de andere roedelleden. Jonge paartjes die voor het eerst welpen hebben, genieten die luxe vanzelfsprekend niet.
Als de welpen nog heel klein zijn, gaat de reu allen op jacht. Hij is dan de enige kostwinner en brengt voedsel aan voor het teefje, dat permanent bij de welpen blijft om ze te zogen, warm te houden en te beschermen tegen vossen, marters of wilde zwijnen. In principe transporteert de reu het voedsel in zijn maag, om bij het nest alles weer op te braken. Zo voorkomt hij dat hij de positie van het nest verraadt. Sporadisch worden stukken prooi toch gedragen in de muil.
Tijdens hun eerste zes weken leven de jongen van moedermelk, daarna krijgen ze gaandeweg ook vast voedsel voorgeschoteld – lees: opgebraakt. Na acht weken leven de welpen volledig van opgebraakt vast voedsel, na acht maanden zijn ze helemaal volgroeid. Ze blijven uiteindelijk 10 tot 22 maanden in de roedel.

Het voedselaanbod is van invloed op de roedelgrootte: is er weinig voedsel, dan verlaten de jongen eerder de geboorteroedel, maar andersom gebeurt ook. In gebieden met weinig voedsel, zoals Italië en Spanje, leven de dieren in kleine familiegroepjes die alleen bestaan uit het alfapaar en hun welpjes. De jongen van het vorige jaar worden er vroegtijdig uit geschopt of vertrekken spontaan en de beperkte roedel leeft hoofdzakelijk van kleine prooien.

Europa is Noord-Amerika niet
Wie zich verdiept in het leven van wolven, doet er goed aan een onderscheid te maken tussen Europese wolven en Amerikaanse wolven, om maar één valkuil te noemen. In Alaska bijvoorbeeld leven wolven in grote roedels die kunnen bestaan uit wel 20 tot 30 dieren doordat de jongvolwassen wolven langer in hun geboorteroedel blijven. Hoe groter de roedel, hoe groter de prooien die de wolven durven te bejagen.
Grote roedels lijken vooral gevormd te worden in gebieden waar tijdens lange, koude winters veel sneeuw valt. In zo’n periode zijn de grote prooien nog goed te bespeuren, terwijl alle kleine prooien – zoals kleine knaagdieren en haasachtigen – in winterslaap zijn of diep verborgen onder de sneeuw leven.
Een ree pak je nog in je eentje. Om een volwassen edelhert of everzwijn te vloeren verschijn je best met een troepje wolven aan de start. Voor een eland breng je bij voorkeur dan weer de hele familie mee. Wil je op bizonjacht vertrekken, dan kun je zelfs overwegen om vrienden uit te nodigen en dus niet-verwante wolven te gedogen in de roedel.
Zo kom je al snel tot toestanden die misschien wel realistisch zijn in een Amerikaanse setting – alles is daar tenslotte een beetje groter – maar die volstrekt onrealistisch zijn in een Europese context.
Europese roedels zijn beperkt in omvang en verhalen over grote troepen wolven spruiten ofwel voort uit een overdosis National Geographic en Discovery Channel of kunnen worden geklasseerd als bewuste desinformatie door tegenstanders van de wolf.
Het ziet er trouwens naar uit dat het succes bij de jacht lang niet evenredig is met het aantal dieren in de roedel. Bij meer dan vier individuen lijkt de meerwaarde van elke bijkomende wolf beperkt. Tijdens de jacht wordt het werk immers vooral gedaan door de weinige volwassen dieren met veel ervaring. De jongere wolven werken wel mee, maar zijn meestal minder efficiënt en leveren daardoor slechts een bescheiden bijdrage aan het resultaat.

Verbale en non-verbale communicatie
De wolf kent een grote verscheidenheid aan expressiemogelijkheden, maar je zou hem nog het best kunnen omschrijven als een ‘dier van weinig woorden’. Het bekende huilen is vooral bedoeld om te communiceren over langere afstanden. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen wolven dit gehuil op afstanden van 6 tot 10 kilometer horen.
Wolven huilen om te communiceren met leden van de eigen roedel, maar ook om hun aanwezigheid duidelijk te maken aan concurrenten in de nabije omgeving. In België en Nederland is huilen voorlopig nauwelijks aan de orde omdat er nog maar weinig roedels zijn en de dichtheid nog niet van die aard is dat sterke territoriumtwisten optreden.

Het afbakenen van het territorium – urineren of keutels achterlaten op opvallende plekken – is voorbehouden aan de dominante dieren. Al oefenen jonge dieren het stiekem ook al wanneer pa en ma wolf even niet in de buurt zijn.
Mannetjes urineren met opgetilde achterpoot, vrouwtjes doen het zittend, zoals we dat ook kennen van onze gedomesticeerde honden. Het territorium wordt voortdurend gemarkeerd om de grenzen kenbaar te maken aan eventuele passanten en buren. Idealiter doen ze dat om de 250 meter. Minstens om de 10 dagen proberen ze alle uithoeken van het territorium te bezoeken. Waagt een wolf van buiten de roedel zich in het territorium van gevestigde wolven, dan is dat vragen om problemen. Territoriaal gedrag is een belangrijke doodsoorzaak, weliwaar na het verkeer en de illegale jacht.

Binnen de roedel wordt vooral gecommuniceerd via lichaamstaal: onderdanige wolven begroeten andere door onderwerping, met afgewende ogen, staart tussen de achterpoten, lage houding, oren naar achteren en een zacht gejank. Als wolven boos of bang zijn, laten ze dat meestal zien met ontblote tanden en gegrom.