De paartijd van wolven verschilt naargelang het gebied. In Duitsland, Nederland en België is die beperkt tot de maand februari, in Scandinavië duurt de paartijd van februari tot april.
Naarmate de zwangerschap vordert, blijft de roedel dichter bij het nesthol. Het nesthol kan verscheidene jaren na elkaar hetzelfde zijn, maar binnen het territorium worden altijd verschillende nestsites voorbereid. Zo kunnen de pups in het geval van verstoring snel worden verhuisd naar een veiliger locatie.
Kort voor de bevalling kruipt de wolvin in het werphol, ze laat er dan geen andere roedelleden meer toe.
Geboorte
In een wolvenroedel komen elk jaar tussen half april en half mei de nieuwe welpen ter wereld. De draagtijd bedraagt 63 dagen. Het aantal jongen in een worp varieert van 2 tot 9. Uitzonderlijk kunnen nog grotere aantallen pups voorkomen.
Wolvenpups worden geboren met gesloten ogen en oren en hebben een geboortegewicht van 300 tot 500 gram. De pasgeboren pup neemt zijn omgeving voornamelijk waar via de tastzin, de beginnende reukzin en via warmte.
Na de geboorte gaan de kleintjes onmiddellijk op zoek naar de tepels van hun moeder om te drinken. De eerste drie dagen blijft hun moeder permanent bij hen en zal zij haar hol niet of nauwelijks verlaten.

Dag een tot veertien
In de eerste twee levensweken, de neonatale fase, vullen de pups hun dagen met slapen en drinken. In dat stadium kunnen ze nog niet zien of horen. Vanaf de 9de dag zijn hun reuk- en smaakzin wel al volledig ontwikkeld.
Door heen en weer te bewegen en rond te kruipen zoeken ze de tepels van hun moeder. Omdat ze hun lichaamstemperatuur nog niet zelf kunnen regelen, zijn ze permanent op zoek naar de warmte van hun moeder en van hun broertjes en zusjes. Daarbij maken ze jankende geluidjes.
Twee tot vier weken

In de derde week nemen de vaardigheden van de jongen met rasse schreden toe. Rond de 12de tot 15de dag openen ze hun ogen, maar aanvankelijk onderscheiden ze alleen licht en donker. Er gaan nog 14 dagen voorbij vooraleer de pups echt scherp zien.
De aanvankelijk hangende oortjes komen overeind en gaan open. Aan het einde van de derde week is het gehoor helemaal ontwikkeld. De kleine welpen nemen de eerste omgevingsstimuli waar, ze krijgen meer controle over hun bewegingen en ze kunnen al grommen. Inmiddels kunnen ze ook zelfstandig urineren en ontlasting uitscheiden. De eerste melktanden breken door, te beginnen met de snijtanden. De voorlopige hoektanden komen als laatste tevoorschijn.
Tussen de derde en vierde week verlaten de nieuwsgierige pups voor het eerst het hol. Buiten het hol maken ze kennis met de andere roedelleden – ze maken nu deel uit van een hechte familie. De volwassen wolven braken meteen wat voorverteerd vlees op voor de kleintjes. De moeder verlaat het hol nu steeds vaker en wordt opnieuw wat mobieler.

Vier tot acht weken
Na 4 weken zijn alle zintuigen volledig getraind. Ondertussen ontwikkelen ze zich fysiek en mentaal verder met een sneltreinvaart. De pups groeien als kool.
In deze fase leren ze de basisvaardigheden die van hen succesvolle wolven moeten maken die kunnen overleven in de vijandige natuur. Al spelend leren ze de lichaamstaal, oefenen ze fysieke vaardigheden en raken ze vertrouwd met sociaal gedrag. Via bijt- en bewegingsspelletjes ontwikkelen ze hun jachtgedrag.
Alles in de roedel draait nu om de opvoeding van de pups en alle roedelleden dragen daar hun steentje toe bij. Wanneer de roedel op jacht gaat, blijft er altijd minstens één roedellid babysitten bij de kleintjes. Doorgaans is dat een van de jaarlingen – wolvenparen die voor het eerst jongen hebben, moeten het zonder babysit stellen.
De welpen eten meer en meer vast voedsel en op 6 tot 8 weken worden ze gespeend: ze krijgen dan geen moedermelk meer. Hun oogkleur verandert langzaam van blauw naar amber.

Acht tot tien weken
De roedel verlaat de nestsite en trekt met de welpen naar een geschikte rendez-vousplaats – een plek waar de roedelleden elkaar altijd weer terugvinden. Een goede rendez-vousplek omvat open terrein waar kan worden gespeeld en geoefend voor de jacht, maar ze moet ook voldoende dekking bieden wanneer er gevaar dreigt.

Drie maanden
Op een leeftijd van drie maanden gaan de welpen mee op pad met de roedel. Alsmaar meer verkennen ze de omgeving. Ergens tussen 3 en 4 maanden ruilen ze de eerste melktanden voor echte tanden. Eerst worden de snijtanden gewisseld.
Vier tot zes maanden
Na 4 tot 6 maanden zijn de hoektanden aan de beurt, en vervolgens de premolaren. Een van de promolaren verschijnt pas op 4 à 5 maanden en is meteen definitief. De kiezen, achteraan in de muil, verschijnen ook alleen maar in het echte gebit. Op een leeftijd van 7 maanden is het gebit compleet.

Zes tot acht maanden
Na 6 maanden kunnen de jonge wolven de rendez-vousplaats verlaten en gaan ze samen met de roedel op stap en op jacht. Jachtsuccessen zijn op die leeftijd nog niet waargenomen. Ze zijn er dus vooral bij om de bende te vergroten, om te doen alsof en om ervaring op te doen. Ze zijn nu bijna net zo groot als de volwassen wolven.
Een enkeling wordt op deze leeftijd gevangen en voorzien van een halsbandzender om door wetenschappers te worden gevolgd. Dat kan pas als ze volgroeid zijn, op een leeftijd van 6 maanden. Veel later moet je niet meer proberen om ze te vangen, want dan wordt het een kansloze missie. De welpen verliezen snel hun naïviteit – en dat is maar goed ook.

Tien maanden
De jonge wolf is nu bijna volwassen en in principe klaar om de wereld te ontdekken, op zoek naar een eigen geschikt leefgebied, om daar dan te wachten op een partner. Als hij geluk heeft, vindt hij een partner die al een territorium heeft afgebakend en die zelf zit te wachten op een wolf van het andere geslacht.
Lang niet alle jonge wolven verlaten al zo vroeg de ouderlijke roedel. De ouders hebben immers hulp nodig bij de jacht en om op de welpen van het volgende voorjaar te passen. Vaak zie je dat een deel van de jaarlingen wegtrekt voor hun eerste verjaardag, terwijl een ander deel nog een seizoen bij de ouders blijft en pas wegtrekt als de volgende generatie welpen zelfstandig genoeg is.

Tweeëntwintig maanden
Op een leeftijd van 22 maanden, net voor hun tweede verjaardag, zijn wolven geslachtsrijp. Ten laatste rond die tijd verlaat de jonge wolf de roedel en gaat hij zwerven, op zoek naar een eigen leefgebied en een partner.
Wolven die nog een seizoen bij hun ouders zijn gebleven om te helpen bij de opvoeding van de nieuwe welpen beginnen met meer levenservaring aan hun gevaarlijke reis. Ze zijn minder naïef en fysiek meer volwassen wanneer ze wegtrekken. De ervaring die ze opdeden met hun jonge broertjes en zusjes komen ongetwijfeld van pas wanneer ze straks zelf welpen krijgen.
Je kunt verwachten dat late vertrekkers succesvoller zijn dan broers of zussen die de ouderlijke roedel al heel vroeg verlaten. Welke pubers blijven en welke wegtrekken, is afhankelijk van tal van factoren. Het voedselaanbod kan bepalend zijn, maar ook de dominantie van andere roedelleden speelt een rol. Niets menselijks is wolven vreemd.