Als veehouder besef je maar beter dat een middelhoog hekwerk zonder stroom, een beek of sloot, of de nabijheid van een woning geen enkele belemmering vormt voor een wolf. Om vee te beschermen, is meer nodig.
Om te beginnen kun je vee ‘s nachts op stal zetten. Dat is efficiënt omdat wolven voornamelijk jagen tijdens de schemering en in het donker van de nacht. Ophokken is vooral geschikt als tijdelijke maatregel in gebieden die heel occasioneel te maken krijgen met een zwervende wolf, maar die verder weinig of geen kans maken dat een wolf er zich ooit vestigt.
Een veel structurelere ingreep om wolven tegen te houden is een schrikdraadraster plaatsen. De draden moeten wel voldoende dicht bij de grond zitten, zodat wolven er niet onderdoor kunnen kruipen.
Ook kuddewaakhonden – niet te verwarren met herdershonden – kunnen een goede bescherming vormen voor schapen. Zulke honden inzetten is wel complexer dan het lijkt.


Een combinatie van maatregelen biedt de beste bescherming.
Mocht een wolf ondanks alles toch vee doden, dan is het zaak om de kadavers – na onderzoek – zo snel mogelijk op te ruimen. Zo leren wolven dat vee doden slechts enkele snelle happen oplevert, in tegenstelling tot wild.
Anderzijds is het ook belangrijk dat wolven hun natuurlijke prooi helemaal kunnen opeten en dat de prooiresten dus ongemoeid worden gelaten in de natuurgebieden waar ze leven.
Een wolf verkiest wild
Wolven voeden zich in eerste instantie met wild zoals edelherten, damherten, reeën, everzwijnen, hazen, konijnen en bevers. Met name gevestigde wolven – dieren met een eigen, afgebakend territorium dat ze heel goed kennen – kiezen in principe altijd voor wild, tenzij ze binnen hun leefgebied slecht beschermde landbouwdieren kunnen pakken.

Waar gevestigde wolven leven, of waar zwervende wolven met enige regelmaat passeren, is het dus aangewezen om landbouwdieren degelijk te beschermen.
Aanvallen op gezonde, volwassen paarden en runderen komen heel zelden voor. Zulke grote dieren aanvallen houdt een te groot risico in voor een wolf. Een paard of rund hoeft maar een trap uit te delen om een wolf levensgevaarlijk te verwonden of zo’n handicap te bezorgen dat hij uiteindelijk niet meer efficiënt kan jagen en op die manier sterft. Reeën en onbeschermde schapen zijn dan veel gemakkelijker en houden nauwelijks risico’s in.
Niettemin is het voor veehouders belangrijk om kwetsbare veulens en kalveren niet te isoleren van de moederdieren, want de jonge dieren komen theoretisch wel in aanmerking als prooi. Maar als de koe of de merrie erbij is, zal de wolf wel twee keer nadenken.

Zwervende wolven
Zwervende wolven, die grote afstanden afleggen op zoek naar een leefgebied, lopen voortdurend door streken die ze niet kennen en waar wild vaak moeilijk te vinden is. Daarom vallen zwervende wolven veel vaker de schapen en geiten aan die ze overal in het landschap tegenkomen, vaak zonder enige bescherming van schrikdraad of kuddewaakhonden. Een geluk bij een ongeluk is dat zwervende wolven doorgaans snel weer verder trekken en dat de schade zich zo niet op één bepaalde plek blijft situeren.
Wanneer een zwervende wolf landbouwdieren aanvalt, komt dat voor een veehouder vaak als een complete verrassing. Vaak gaat het om gebieden waar nog geen wolven voorkomen en waar de doortocht van een wolf slechts een tijdelijke dreiging vormt.
Zwervende wolven kunnen werkelijk overal opduiken, hun aanwezigheid is niet op voorhand te voorspellen. Om alle schapen te beschermen zouden ze in heel Europa achter schrikdraad of ’s nachts op stal moeten staan. Maar in verstedelijkte regio’s zou zo’n inspanning overdreven zijn: je kunt zwervers weliswaar nooit uitsluiten, maar in zo’n gebied zal een wolf zich niet definitief vestigen.
Daarom voorzien de meeste overheden fondsen om veehouders te vergoeden wanneer hun dieren slachtoffer worden van een zwervende wolf. De redenering is dat de hele samenleving meebetaalt aan de schadevergoeding omdat de maatschappij er nu eenmaal voor heeft gekozen om de wolf volledig te beschermen.
Die financiële tussenkomst vanwege de overheid is cruciaal omdat de wolf een wild dier is en geen eigenaar heeft. Bijgevolg is er geen verzekering die je als slachtoffer kunt aanspreken, wat bijvoorbeeld wel het geval is bij een aanval van een hond op schapen – tenminste, als je weet welke hond de dader is.
In de praktijk ben je als eigenaar vaak beter af met schade door wolven, want die wordt haast altijd vergoed. Veel schadegevallen door honden worden nooit opgelost, waardoor je bij hondenschade maar zelden een schadevergoeding ontvangt.
Het menu van wolven in de Oost-Duitse regio Lausitz (2001-2011)
53% ree (Reh)
21% edelhert (Rothirsch)
18% everzwijn (Wildschwein)
4% haas en konijn (Hasenartige)
2% damhert (Damhirsch)
1% kleinvee (Haustiere)
1% mouflonschaap (Mufflon)

Gevestigde wolven
Zodra een zwervende wolf zich ergens vestigt, gaat hij investeren in een territorium. Hij leert het door en door kennen en weet al snel waar het wild zich ophoudt en hoe hij dat wild het best kan bejagen.
Gevestigde wolven geven altijd de voorkeur aan natuurlijke prooien. Als ze zich toch toeleggen op schapen, dan is dat omdat er in de regio te laks wordt omgegaan met preventie. We kunnen het niet genoeg herhalen: wolven zijn opportunisten die gaan voor maximale prooi met minimale inspanning en minimaal risico.
Binnen een gevestigd wolventerritorium is het houden van schapen of ander kleinvee zonder schrikdraad hetzelfde als Russische roulette spelen: het is slechts een kwestie van tijd voor het fout loopt.
Waar er een gevestigde wolf, een wolvenpaar of een roedel aanwezig is, heerst een permanente kans op conflicten met vee. Zodra een wolf zich ergens vestigt, zal de overheid daarom een risicozone afbakenen waarbinnen preventieve maatregelen sterk worden aangemoedigd. Vaak worden die ook gedeeltelijk of zelfs geheel gesubsidieerd.
Dieet-indeling van verschillende populaties in Europa – bron: LCIE

Legende:
Ongulés = hoefdieren
Proies domestiques = vee
Autres proies (lièvre, castor,…) = andere prooien (haas, bever,…)
De modaliteiten verschillen in België van regio tot regio, in Nederland van provincie tot provincie en in Duitsland van deelstaat tot deelstaat. In essentie loopt de aanpak wel altijd gelijk: de overheid komt tussen in de kosten van de preventie en het wolfwerend maken van rasters, maar na een overgangsperiode vervalt de eventuele schadevergoeding. Wie hardnekkig blijft weigeren om preventieve maatregelen te nemen, moet op de blaren zitten. Preventie werkt immers alleen als de overgrote meerderheid van de veehouders zijn verantwoordelijkheid neemt en meewerkt aan het voorkomen van schade.
Zolang slechts een deel van de schapenhouders actie onderneemt en een ander deel zijn schapen als hapklare brokken in de etalage blijft zetten, blijven wolven zich oriënteren op gemakkelijk te pakken schapen en kan het probleem escaleren. Het moet juist de bedoeling zijn dat wolven schapen en ander vee associëren met een onaangename elektrische schok of met levensbedreigende confrontaties met kuddewaakhonden. Dat lukt pas als de overgrote meerderheid van de veehouders meewerkt aan een plan om conflicten tussen wolven en vee tot een minimum te herleiden.
Vandaar dat de subsidie voor preventieve maatregelen groot genoeg moet zijn. Een tussenkomst tot 90% van de materiaalkost lijkt een faire regeling. Een incentive van 90% is aanzienlijk, zeker als je als veehouder ook de btw op de hele factuur kunt recupereren. Maar zelfs voor de kleine particulier die de resterende 10% zelf moet ophoesten, is de regeling aantrekkelijk.
Met een beperkte investering van 10% heeft de (hobby)landbouwer meteen een deugdelijke omheining die niet alleen zijn dieren binnenhoudt, maar die behalve wolven ook loslopende honden weert. Zo’n omheining moet er eigenlijk ook zonder wolven komen. Het is dankzij de nabijheid van één of meer gevestigde wolven dat zo’n installatie nu voor een groot deel wordt gesubsidieerd.

Surplus killing
Wanneer wolven schapen of geiten aanvallen, doden ze soms meer dieren dan ze onmiddellijk nodig hebben. Dat fenomeen staat bekend als surplus killing. Een wolf doodt niet voor zijn plezier, maar het gedrag van prooidieren kan zijn jachtinstinct wel sterk stimuleren, bijvoorbeeld wanneer potentiële prooien heen en weer blijven rennen of niet eens weglopen. Op zulke momenten kan een wolf ogenschijnlijk onnodig veel slachtoffers maken in een schapenweide.
Dat gedrag is niet alleen het gevolg van instinct, maar voor een groot deel ook opportunisme. De wolf weet immers nooit wanneer hij de volgende keer zal eten. Als je dan de kans hebt om met een kleine extra inspanning een grote voorraad aan te leggen, dan doe je dat toch gewoon?

Een wolf die meer prooien doodt dan hij in één keer op kan, houdt er rekening mee dat hij kan terugkeren om de rest van de voorraad aan te spreken. Alleen worden dode landbouwdieren in de praktijk snel opgeruimd.
Vaak krijgen wolven zelfs nauwelijks de kans om van de gedode landbouwdieren te eten, bijvoorbeeld omdat mensen hen verstoren, waarop ze wegvluchten voor ze goed en wel konden eten. Daardoor kan het lijken alsof een wolf landbouwdieren zomaar doodt, zonder ervan te eten. Als een wolf niet of nauwelijks van een prooi heeft gegeten, dan is dat omdat hij vroegtijdig moest vluchten voor licht, geluid, een auto, een mens of een hond.
Juist omdat die wolf dan niet of nauwelijks heeft gegeten van zijn verse prooi bestaat de kans dat hij kort daarna opnieuw een slachtoffer maakt. Als hij ook dan wordt verstoord, laat hij op den duur een heel spoor van dode landbouwdieren achter zonder dat hij zelfs maar eens deftig kon eten. Tragisch, zowel voor de wolf als voor de landbouwers en hun dieren.
Honden doden veel meer vee
Je zou het niet verwachten, maar in de praktijk worden nog altijd veel meer schapen gedood door honden dan door wolven. Wie zijn vee beschermt tegen wolven, heeft dus meteen ook een afdoende bescherming tegen loslopende honden.
Is dat nu echt nodig? Jazeker! In Vlaanderen alleen al worden 600.000 honden gehouden, in Nederland anderhalf miljoen. Elk jaar richten loslopende honden veel meer schade aan onder schapen en andere landbouwdieren dan de enkele tientallen wolven die we in de Lage Landen hebben. Voor Nederland is becijferd dat honden ieder jaar tussen de 4.000 en 13.000 schapen doodbijten. Dat is veel, maar het aantal schapen dat sterft door andere oorzaken – ziektes, miskramen, omvallen of verdrinking – is daar nog een veelvoud van.
We moeten de schade door wolven niet minimaliseren, want die is reëel, maar je moet dat wel in perspectief kunnen plaatsen. Vergeleken met alle andere ‘verliesposten’ stelt wolvenschade niet veel voor, zelfs niet als bepaalde wolven tijdelijk extra veel slachtoffers maken en daarmee voortdurend het nieuws halen.
Niet elk dood dier is het werk van een wolf
Vooral de lokale pers heeft er een handje van weg om verhalen over wolvenschade eindeloos op te pompen, ook als niet eens vaststaat of er wel een wolf in het spel is. Het volstaat dat iemand ‘Wolf!’ roept en een bepaalde pers smult er al van.
De beoordeling van een mogelijke wolvenkill is sowieso werk voor specialisten. De wolf heeft weliswaar een typische werkwijze – een keelbeet, de borst of buik openmaken, en maag en darmen verwijderen zonder ze op te eten – maar toch zijn er zoveel variaties en valkuilen dat een doorgedreven onderzoek cruciaal is. Bijna altijd is het nodig om DNA te verzamelen, tenzij andere sporen, zoals pootafdrukken, geen ruimte laten voor twijfel.
Maar ook het beoordelen van pootafdrukken is voer voor specialisten. In Vlaanderen gebeurt het onderzoek op de crime scene door afgevaardigden van het INBO of ANB, in Wallonië door Réseau Loup. In Nederland komt BIJ12/Faunafonds ter plaatse.

Regelmatig onthult DNA-onderzoek op dode schapen achteraf dat de dader een hond was en geen wolf. Maar de rechtzetting is dan geen nieuws meer en verschijnt zelden nog in de krant. Het kan nog dommer: een ‘wolvenslachtoffer’ is soms ook een doodgeboren kalf of veulen dat aangevreten is door vossen of wilde zwijnen.
Tegelijk moeten voorstanders van de wolf erover waken dat ze niet in de ontkenning gaan wanneer alles wel degelijk wijst op een wolf. If it digs like a wolf, bites like a wolf, and eats like a wolf, then it’s probably a wolf… Uiteraard moet je altijd een slag om de arm houden voor het geval DNA-analyse toch het tegendeel zou bewijzen, maar een dood schaap in hartje wolvengebied, zonder schrikdraad en met een perfect uitgevoerde halsbeet, dat zou toch wel eens het werk van een wolf kunnen zijn.
Het heeft geen zin om krampachtig te verwijzen naar latere testresultaten als je al op basis van de eerste vaststellingen op de crime scene bijna zeker bent over de betrokkenheid van een wolf. We moeten wolven niet slechter voorstellen dan ze zijn, maar ook niet beter. Wolven zijn ongevaarlijk voor mensen, maar dodelijk voor slecht beschermde schapen. Basta.