In de jaren 20 waren wolven volledig uitgeroeid in de Alpen. In de Apennijnen waren de aantallen rond 1970 gedaald tot amper 100 dieren. Omdat de wolf met uitsterven werd bedreigd, kreeg hij in 1971 wettelijke bescherming. De toppredator kon nipt standhouden en was nooit helemaal afwezig. Maar goed ook, want de Italiaanse wolven zijn verantwoordelijk voor zowat de helft van het succesverhaal van de comeback in Europa.

Vandaag wordt het aantal wolven in Italië geschat op 1.500 tot 2.000, afhankelijk van de bron. In de Apennijnen zouden 320 roedels leven, goed voor 12.000 tot 17.000 exemplaren. De dieren zijn er strikt beschermd en de Italianen zijn er dol op – met uitzondering van de jagers.
De grootste concentraties wolven komen voor in de Italiaanse gebergtes, in het bijzonder in de nationale parken. De Abruzzen, halverwege de laars van Italië, waren het laatste Zuid-Europese bolwerk van de wolf. Van daaruit verspreidde de wolf zich naar het zuiden, richting Calabrië, maar vooral naar het noorden, via de Apennijnen naar de Italiaanse Alpen. Vanuit de Italiaanse Alpen zijn in de jaren 90 de eerste wolven de grens met Frankrijk overgestoken om zich te vestigen in de Franse Alpen.

In Italië zijn ook solitaire dieren waargenomen in meer bevolkte regio’s, zoals Toscane (rondom Firenze) en in de directe omgeving van Bologna, Parma en Tarquinia. Zelfs op enkele tientallen kilometers van hartje Rome zijn wolven gemeld, met onder meer een kleine populatie in het regionale park van Castelli Romani. In de bossen rond de hoofdstad zijn wolven inmiddels een normale verschijning.
Elk jaar opnieuw wordt ongeveer 15% van de totale Italiaanse wolvenpopulatie geliquideerd door illegale jacht en door verkeersongelukken.
