Binnen de geboorteroedel hebben de jaarlingen geen enkele kans om zich ooit voort te planten – dat voorrecht is voorbehouden aan pa en ma. Zo kan er ook geen sprake zijn van inteelt.
Net als adolescenten in de mensenmaatschappij voelen jonge wolven dat er een moment komt waarop ze beter vertrekken, zeker als ze gedomineerd worden door andere roedelleden. Gedomineerd worden kan er ook toe leiden dat de jaarling steeds minder aan de bak komt als er prooien moeten worden verdeeld. Wellicht worden alleen de slechte verstaanders echt weggejaagd, de goede verstaanders trekken zelf hun conclusies.
Voor de jonge wolf breekt dan de gevaarlijkste en meest onzekere periode uit zijn leven aan. Voor wetenschappers die wolven bestuderen, is het tevens de meest boeiende periode. De jonge wolf – amper één tot twee jaar oud – verlaat de geboorteroedel en gaat zwerven, op zoek naar een geschikt nieuw leefgebied en een niet-verwante partner waarmee hij of zij een nieuwe roedel kan beginnen.
Plots staat de jonge wolf er helemaal alleen voor, zonder back-up van andere roedelleden, in een wereld die gevaarlijk en meestal vijandig is. Op geen enkel moment weet de wolf wat er voor hem ligt. Het is een lange, stressvolle periode van trial-and-error, van vastlopen in menselijke agglomeraties en industriegebieden om vervolgens weer even uit te blazen op een plek die iets vriendelijker is.

Het is ook een periode van voortdurende conflicten. Een zwervende wolf doorkruist dikwijls gebieden met weinig wild, terwijl onbeschermde schapen overal langs het parcours een gemakkelijke maaltijd vormen. Doordat een wolf al snel wordt verstoord, kan hij zijn prooi vaak niet helemaal opeten. En dus slaat hij even verderop opnieuw toe. Uitgerekend tijdens die zo al onzekere periode wordt de confrontatie met de mens op de spits gedreven.
In Europa sluiten jonge wolven zich niet aan bij een al bestaande roedel, iets wat in Noord-Amerika wel gebeurt. Jonge zwervers zullen er integendeel juist alles aan doen om niet in contact te komen met gevestigde roedels. Ze mijden hun territoria of trekken er snel doorheen als ze er toch in terechtkomen. Een confrontatie met een zittende roedel zou immers meteen het einde van de reis kunnen betekenen: gevestigde wolven gaan niet zachtzinnig om met indringers.
Eenzame wolven op zoek naar een partner of een nieuw territorium kunnen grote afstanden afleggen. In één nacht overbruggen ze tot 80 kilometer. In draf lijkt een wolf wel een perpetuum mobile: het kost hem schijnbaar zero energie om vooruit te komen, zo soepel loopt hij. Doorgaans verplaatst de wolf zich ‘s nachts, omdat het dan rustiger is en de duisternis voor dekking zorgt, maar er zijn ook wolven die overdag grote afstanden afleggen.

Om snel vooruit te raken, maken wolven gretig gebruik van de constructies die hun grootste vijand in het landschap heeft neergegooid. Wegen, bruggen, tunnels en spoorlijnen maken het wolven gemakkelijk tijdens hun trektochten. Wolven schatten die stukken infrastructuur naar waarde: ze weten feilloos bruggen over kanalen en brede rivieren te vinden en passeren snelwegen via spoortunnels of kokers van waterlopen.
Ook lopen wolven ‘s nachts door de hoofdstraten van dorpen. Ze gebruiken maar wat graag onze boswegen om tempo te maken. Spoorlijnen lijken wel een geschenk uit de hemel: zolang je maar op tijd opzijgaat voor voorbijrazende treinen, leiden die je razendsnel van punt A naar punt B, vaak ook nog eens over alle kanalen en wegen heen. De wolf van de 21ste eeuw zou zijn middeleeuwse voorvaderen met verstomming slaan – al waren die op hun manier ongetwijfeld even inventief.
In Duitsland zijn nieuwe vestigingen tot een afstand van 200 à 300 kilometer van de bekende roedels heel gewoon, maar er zijn ook tal van voorbeelden waarbij wolven meer dan 1.000 kilometer hebben afgelegd – niet altijd in een rechte lijn – om een geschikt nieuw leefgebied te vinden.

Zo is een geval bekend van een jonge Duitse wolf die in 2009 vanuit het oosten van Duitsland 1.500 kilometer aflegde en in Wit-Rusland eindigde. Een wolvin uit Italië emigreerde zomaar eventjes naar Noordoost-Spanje.
De kolonisatie van Midden-Zweden gebeurde vanuit de Russisch-Finse populatie. Toen legden minstens vier individuele dieren een afstand af van meer dan 1.000 kilometer. Een Noorse wolf liep vanuit de omgeving van Oslo naar Karlskrona, in het uiterste zuidoosten van Zweden: een reis van 700 kilometer in vogelvlucht.
DNA-onderzoek leverde bewijzen op van een trektocht van een Poolse wolf naar het Oostenrijkse Tirol. Frans-Italiaanse wolven liepen in 2011 doodleuk vanuit de Alpen tot aan de zuidgrens van Luxemburg en zelfs tot in de Duitse deelstaat Hessen. In maart 2020 dook een Franse wolf op in Retie, in de Antwerpse Kempen, om zich vervolgens te settelen in de buurt van Heeze-Leende, in Noord-Brabant.
Bij al die zwerftochten steken ze moeiteloos grote rivieren en drukke verkeerswegen over.

De Duitse recordhouder die naar Wit-Rusland trok, maakte na Polen zelfs een ommetje via Litouwen en stak meermaals een van de best bewaakte buitengrenzen van de Europese Unie over. Hoge hekwerken en constante bewaking verhinderden de wolf niet om Wit-Rusland minstens 6 keer in en uit te komen.
Slechts weinig barrières kunnen wolven tegenhouden. Ze kunnen goed overleven zolang er genoeg voedsel en dekking is. Uit de nieuwe vestigingen overal in Europa blijkt dat wolven moeiteloos grote rivieren, drukke snelwegen en dichtbevolkte gebieden passeren. Wolven zijn bang voor mensen, maar niet voor onze huizen, industriezones, wegen en andere infrastructuur. Zelfs onze tunnels durven ze te gebruiken.

Nostalgische dieren
We weten nog lang niet alles over wolven. Zo hebben we er het raden naar waarom zwervende wolven soms tientallen prachtige, uitgestrekte natuurgebieden met een prima voedselaanbod doorkruisen en nauwelijks interesse tonen om er te blijven, om dan plots halt te houden in een ander gebied en er prompt een nieuw territorium te vestigen.
Wellicht speelt herkenning daar een grote rol in. Wolven kiezen vaak voor een gebied dat qua habitat veel gelijkenis vertoont met hun geboortegebied. In de ecologie is home imprinting heel belangrijk. Eigenlijk is het best logisch dat wolven die een eigen roedel willen stichten op zoek gaan naar een terrein dat herinnert aan hun eigen jeugd. Als je als welp hebt geleerd om in bossen en op heidevelden reeën achterna te zitten, ga je je niet snel omscholen naar gemzenjager op steile rotshellingen.

Een wolf die is opgegroeid op de heide en tussen de stuifduinen van een militair domein in Duitsland zal daarom niet snel eindigen in de bergen. Hij zal eerder kiezen voor een gelijkaardig gebied, zelf al moet hij 1.000 kilometer lopen voor hij het ontdekt. Zo’n gebied moet ook nog eens voldoende uitgestrekt zijn en voldoende voedsel bieden.

De praktijk lijkt de theorie van home imprinting meestal te bevestigen, maar tegelijk moeten we beseffen dat daartegenover ook een enorm aanpassingsvermogen staat. Zonder dat haast legendarische aanpassingsvermogen zou de wolf van de 21ste eeuw niet staan waar hij nu staat: bijna letterlijk aan onze voordeur.
Over mannen en vrouwen
De zwerftocht van een jonge wolf kan vele maanden in beslag nemen. Als de zwerver niet verongelukt in het verkeer, niet illegaal geschoten wordt en eventuele confrontaties met andere wolven overleeft, zal hij zich vroeg of laat ergens vestigen. Waar relatief weinig wolven voorkomen, leven de jonge dieren vaak eerst een tijdje alleen in hun nieuwe leefgebied voordat ze een geschikte, niet-verwante partner vinden.
In de literatuur wordt gesuggereerd dat mannetjes nadrukkelijker zwerven dan vrouwtjes. Vaak lees je ook dat de vrouwtjes zich eerder gaan settelen, een territorium afbakenen en vervolgens wachten tot ze ontdekt worden door een zwervend mannetje.
Toen Naya zich vestigde in Vlaanderen, ging ze inderdaad wachten op een mannetje, maar daarvóór had ze wel een tocht afgelegd die brandhout maakte van de stelling dat wolvinnen niet zo heel ver lopen. Naya was immers een Oost-Duitse wolvin. Vanuit de Lübtheener Heide in Mecklenburg-Voor-Pommeren doorkruiste ze Duitsland van oost naar west. Vervolgens trok ze van noord naar zuid door Nederland. Na een reis van 1.000 kilometer besloot ze uiteindelijk om in Belgisch Limburg twee militaire domeinen in te palmen die genoeg gelijkenis vertoonden met haar Duitse heimat.

Nadat ze haar territorium had afgebakend, werd Naya tot tweemaal toe gevonden door een mannetje. Eerst kwam Roger, maar die werd doodgereden, en daarna August. Toen Naya zelf werd vermoord, trok haar partner August echter niet meteen weg, maar wachtte hij zeven maanden op de komst van een ander vrouwtje. Hij liet zich dus vinden, niet omgekeerd.

Ook de eerste vestigingen in Nederland verliepen volgens het boekje: twee wolvinnen ontdekten ongeveer tegelijkertijd de Veluwe. Ze verdeelden het gebied onder elkaar in een noordelijk en een zuidelijk territorium en wachtten vervolgens op de komst van een partner.
Maar hoe anders ging het in de Ardennen. Van de zomer van 2016 tot de zomer van 2020 werden daar zeven verschillende solitaire mannetjes vastgesteld, waarvan er minstens vier – twee Duitse en twee Franse wolven – zich settelden. Ze besloten hardnekkig te wachten op een vrouwtje dat maar niet wou komen.
De Duitse wolf Akéla bijvoorbeeld vestigde in juni 2018 een territorium op de Hoge Venen. Pas begin 2020 werd er vrouwelijk wolven-DNA gevonden in zijn gebied. Akéla heeft dus minimaal anderhalf jaar celibatair geleefd zonder de beslissing te nemen om verder te trekken. Of hij nu eindelijk touche heeft, is nog onduidelijk. Het ziet er eerder naar uit dat hij nog wat langer zal moeten wachten op een geschikt vrouwtje.

Ook de andere Ardennenmannen lijken van plan om desnoods als vrijgezel oud te worden. Hun zuurverdiende territorium opgeven om weer te gaan zwerven en actief de vrouwtjes achterna te jagen? Jamais!
Intussen is ook in Drenthe een mannelijke wolf neergestreken en officieel gesetteld – daarvoor moet hij 6 maanden ter plaatse blijven. Overal langs de territoriumgrens liggen drollen met de niet mis te verstane boodschap: ‘M met grnd zkt v zonder grn’.
Beide geslachten lijken de investering in een eigen territorium minstens even hoog in het vaandel te dragen als snel een partner vinden. Het zijn dus zeker niet alleen de vrouwtjes die veel geduld opbrengen. Dat is best verwonderlijk als je weet dat wolven slechts een korte levensverwachting hebben, minder dan tien jaar.
Met onze beperkte ervaring in België en Nederland kunnen we eigenlijk niet anders dan besluiten dat mannetjes en vrouwtjes zich schijnbaar niet zo heel verschillend gedragen. De toekomst zal uitwijzen of de wolven van de Lage Landen belangrijk genoeg zijn om de wolvenliteratuur terzake wat bij te stellen.
Om een territorium te vinden leggen jonge wolven soms verbazingwekkende routes af. Sommige daarvan zijn nu al legendarisch en vormen de nieuwe schoolvoorbeelden in de Europese wolvenliteratuur.